Sporen van de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam

Abel Herzberglezing 2014 door Eberhard van der Laan

bron: Dagblad Trouw

De Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan sprak vandaag de 25ste Abel Herzberglezing uit. In zijn stad wonen 180 nationaliteiten door elkaar, die niet allemaal meer op het morele kompas van de Tweede Wereldoorlog delen. Van der Laan ging in op de vraag, hoe je om moet gaan met de spanningen die dat oproept.


Dames en heren,

Abel Herzberg schreef in zijn Kroniek der Jodenvervolging: "Radio's, linnenkasten, beddengoed, buffetten, serviezen, klokken, grammofoons, alles werd vernield en op straat gesmeten. En natuurlijk is er in die arme wijk nog gestolen wat er te stelen viel; het beetje geld dat in huis was, de distributiebescheiden, een paar bruikbare schoenen, enzovoort."

"Men kan dat allemaal terugvinden in ieder verhaal over een pogrom. Nagenoeg letterlijk. Alleen de stad en de straten heten anders. Amsterdam had het nog nooit beleefd. Amsterdam trilde. Het had in een windstille hoek van Europa gelegen, maar nu woei de wereldgeschiedenis over zijn daken. De wereldgeschiedenis gooit altijd Joodse ruiten in. Amsterdam hoorde het gerinkel en kwam kijken. En het zei: dat nemen we niet."  

Onrust in de stad

Het was een verdrietige en onrustige zomer in Amsterdam. Door de aanslag op de MH17. Door de oplaaiende oorlog tussen Israël en de Palestijnen. Door de gruweldaden van IS. Dat brandhaarden in de wereld impact hebben op deze stad, daar vele duizenden kilometers vandaan, is niet nieuw. Het afgelopen jaar gingen ook Amsterdamse Nigerianen, Chinezen, Egyptenaren, Ethiopiërs en Syriërs de straat op; om heel verschillende redenen, allemaal voor het volk waar ze zich mee verbonden voelen. Kortom, we zijn wat gewend.

Rond het Israëlisch-Palestijnse conflict zijn de reacties heftig. Sociale media werken als versneller van actie en reactie, en maken de wereld nog kleiner. Deze zomer was er de ene week een pro-Israël demonstratie, de andere week één pro-Gaza. De discussie laaide op. Wie is dader, wie is slachtoffer? Staat kritiek op Israël gelijk aan kritiek op Joden? Hoort Jodenhaat bij de Islam? Is er sprake van toenemend antisemitisme? Er zijn veel verwijten over en weer, vooral over meten met twee maten: "Waarom neemt Nederland geen stelling tegen de misdaden van Israël tegen de bewoners van Gaza?" "Waarom nemen Amsterdamse moslims geen afstand van de antisemitische leuzen en de IS-vlag?"

De centrale vraag in mijn betoog is: hoe voorkomen we dat deze discussie ontspoort in onverzoenlijkheid, discriminatie en haat, zonder zelf onverdraagzaam te worden?

Graag neem ik u eerst mee naar de periode in de geschiedenis waar de naamgever van deze lezing veel wijze dingen over heeft gezegd en geschreven.

De sporen van de Tweede Wereldoorlog in de stad

Soms denk je iets te weten over een onderwerp. Maar sinds mijn aantreden als burgemeester zie ik scherper wat de oorlog in deze stad heeft aangericht. Een burgemeester ervaart de sporen van de geschiedenis in de stad.

Dat speelt natuurlijk rond de jaarlijkse herdenkingen: 4 mei, de Auschwitzherdenking, Jom Hashoa, de Kristallnacht. Je wordt geacht - steeds opnieuw - woorden te vinden voor het leed. Bij zulke gelegenheden spreek je veel mensen; enkele overlevenden, kinderen van, maar ook vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap en onderzoekers.

De sporen van de oorlog zijn te zien in de straten. Het boek 'De bezette stad' van Bianca Stigter geeft een overzicht van zulke sporen. Van het kringhuis van de NSB op de Koninginneweg 208, tot de Gerrit van der Veenstraat, in de oorlog Euterpestraat, waar de SD huisde. Van de Oudeschans 74, het bureau van de Joodse Raad voor "hulp aan vertrekkenden", tot de Oudewaal 31, waar de Groep zonder Naam persoonsbewijzen vervalste. Daar horen natuurlijk ook de bekende locaties bij: het Anne Frankhuis, de Hollandsche Schouwburg, die iedere dag nog vele bezoekers trekken.

Wie het boek leest, realiseert zich dat veel adressen inmiddels in de vergetelheid zijn geraakt. De meest ingrijpende sporen van de Tweede Wereldoorlog bevinden zich dan ook niet in onze straten, maar in de mensen. Zij leven in hetzelfde paradigma. Namelijk het paradigma waarbinnen de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog het morele kompas bepalen.

Twee gezichten van Amsterdam tijdens de oorlog

Er bestaat een sterk contrast in het Amsterdam van de oorlog.

Amsterdam was destijds dé plaats waar massadeportatie plaatsvond. Van 15 juli 1942 tot 13 september 1944 zitten de treinen van Amsterdam naar Westerbork, en van Westerbork naar Polen, altijd vol. De schatting is dat er 102.000 van de 140.000 Joden uit Nederland zijn vermoord. Daarvan kwamen er ongeveer 60.000 uit Amsterdam. Aan het begin van de Duitse bezetting telde deze stad tegen de 80.000 Joden. Bijna nergens zijn procentueel zoveel Joden weggevoerd als in Nederland en Amsterdam.

Net als velen zocht ook ik naar antwoord op de vraag: wat wisten Nederlanders over deze Holocaust

Amsterdam was tegelijk de plaats waar het enige massale en openlijke protest in heel bezet Europa tegen de Jodenvervolging heeft plaatsgevonden: de Februaristaking van 1941. Een moedige uiting van solidariteit, nadat de nazi's honderden Joden had opgepakt en weggevoerd tijdens razzia's. Het citaat waar ik mee begon, ging over deze staking. Herzberg: "De wereldgeschiedenis gooit altijd Joodse ruiten in. Amsterdam hoorde het gerinkel en kwam kijken. En het zei: dat nemen we niet." Zestien stakers betaalden met hun leven. Vooral aan deze staking dankt de stad het devies Heldhaftig, Vastberaden en Barmhartig.

Het lijken twee zielen in één stad. Hoe zijn deze uitersten te begrijpen?   

Geregisseerde onwetendheid

Voor veel - zeker niet-Joodse - Amsterdammers gaat het leven in 1940 eerst gewoon door. Er is verontwaardiging en ontzetting, maar van de dreigende deportatie is nog geen enkel besef. De toenmalige burgemeester, Van der Vlugt, nodigt Joodse autoriteiten uit op het stadhuis, om hen mee te delen dat hem door de militaire bevelhebbers is verzekerd dat de Joden in Nederland niets zal gebeuren.

Inmiddels weten we hoe de nazistrategie, gericht eerst op uitsluiting en vervolging en later op deporatie en vernietiging van het Joodse volk, in elkaar stak. Het voorkómen van onrust was onderdeel van die strategie. Dat deden zij door stap voor stap nieuwe maatregelen te introduceren waarvan pas naderhand het besef is doorgedrongen waar zij op gericht waren. Het registreren. Het steeds verder uitsluiten van Joodse Nederlanders. De verplichte Jodensterren. De installatie van de Joodse Raad. En vanaf medio 1942 werden Joodse Amsterdammers opgeroepen om zich te melden om te gaan werken in het oosten.

Wanneer het nazi-beleid van uitsluiting en vervolging overschakelde naar deportatie ter uitroeiing is niet exact bekend. Historici zien verschillende mogelijke tijdstippen tussen het voorjaar en het eind van 1941 - nog afgezien van het feit dat niemand weet of de 'Endlösung' niet van meet af aan Hitlers bedoeling was.

Net als velen zocht ook ik naar antwoord op de vraag: wat wisten Nederlanders over deze Holocaust. Ik heb het mensen gevraagd die in de oorlog actief waren in het gewapend verzet, en van wie je kunt verwachten dat ze méér wisten dan anderen. Er waren angstige vermoedens, gaf elk van hen aan. Maar de gruwelijke werkelijkheid van de vernietigingskampen had géén van hen vermoed.

Uiteraard waren er mensen die de gruwelijke waarheid over de Holocaust voorvoelden, of voor wie de aanloop daartoe al aanleiding was om in het verzet te gaan, onder te duiken, of zelfs (en dit gebeurde al op de eerste dag van de oorlog) om zelfmoord te plegen. Maar al met al geloof ik dat de Nederlanders in het algemeen van die laatste stap naar moord onwetend waren en dat deze onwetendheid door de Nazi's was geregisseerd.  

Abel Herzberg over antisemitisme

Abel Herzberg was overtuigd zionist. Hij kende antisemitisme van kindsbeen af. Zijn moeder was in de negentiende eeuw gevlucht voor de Russische pogroms. Ook in vooroorlogs Amsterdam was antisemitisme geen onbekend verschijnsel. In zijn prachtige biografie over Herzberg  ("Een wijze gaat voorbij") geeft Arie Kuiper voorbeelden. Op de lagere school wordt Herzberg na zijn eerste schooldag opgewacht door een stel jongens die hem uitjouwen en een liedje zingen: "Een, twee, drie en de Jood in de pot, fijngestampt en het deksel erop."

Op het stedelijk gymnasium (nu het Barlaeus) wil de jonge Abel lid worden van de gymnasiastenvereniging DVS (Disciplina Vitae Scipio, ofwel Tucht is de Staf des Levens). U hoorde het zojuist in de documentaire: de ongeschreven regel is 'geen meisjes, geen proleten en geen Joden'. Let wel, we hebben het over het eerste decennium van de vorige eeuw; Adolf Hitler moet nog afgewezen worden voor de kunstacademie, de Eerste Wereldoorlog moet nog beginnen.

De buitensluiting krenkt Herzberg. Tegelijk stelt hij ook: waar Joden zijn, zal antisemitisme zijn. Het is een eeuwenoud verschijnsel.

Na-oorlogs paradigma en moreel kompas

Voor de meeste Amsterdammers (maar het geldt ook voor de meeste Nederlanders en Europeanen) staat antisemitisme na de oorlog in direct verband met nazisme en de Holocaust. Dat was kort na de oorlog nog niet zo duidelijk. De Joden die terugkeerden uit kampen of van onderduikadressen werden vaak koel behandeld. We zijn daar recent weer aan herinnerd, toen uit archiefonderzoek bleek dat de gemeente de Joodse terugkeerders naheffingen stuurde van hun onbetaalde erfpachtrekeningen, compleet met boete. Men was vooral bezig de draad op te pakken, het land op te bouwen en zat niet te wachten op 'nare verhalen'.

Dat gold op een bepaalde manier ook voor de gedecimeerde Joodse gemeenschap. Inmiddels hebben we ongemakkelijke gevoelens bij het 'Monument van Joodse erkentelijkheid' van beeldhouwer Jobs Wertheim, onthuld in 1950 als blijk van dankbaarheid van Joodse overlevenden aan hun Amsterdamse 'beschermers'.

De houding kantelde langzaam maar zeker toen de afgrijselijke waarheid over de Holocaust, met het daarbij behorende getal van zes miljoen vermoorde Joden, vanaf begin jaren '60, steeds nadrukkelijker onder de aandacht van het grote publiek werd gebracht. Men ging luisteren naar wat de overlevenden te vertellen hadden.

Abel Herzberg vertelde het al in een vroeg stadium. Vanaf september 1945 werden zijn opstellen over Bergen-Belsen in De Groene Amsterdammer gepubliceerd en in 1946 als Amor fati uitgegeven. In 1950 verscheen zijn 'Kroniek der Jodenvervolging 1940-1945', dat internationaal gezien tot de vroegste literatuur over de vervolging en vernietiging van de Joden behoort.

Gaandeweg werd de communis opinio: antisemitisme is verwerpelijk en gevaarlijk. En het minste wat we kunnen doen richting de slachtoffers van de oorlog en hun nakomelingen, is omzichtig met hen omgaan. De Tweede Wereldoorlog is voor hen nooit geschiedenis. Velen van hen - ook niet-zionisten - voelen zich verbonden met Israël, als een soort levensverzekering. Ook dat begrijpen wij, zonder dat we daarmee meteen achter het beleid van Israël staan. Het is een logisch onderdeel van het naoorlogse paradigma, onderdeel van de sporen van de oorlog.

Dit naoorlogse paradigma is haast te vanzelfsprekend om te benoemen. Veel Nederlanders die in dit paradigma zijn opgegroeid schrikken zich rot wanneer ze ergens een hakenkruis op geklad zien, of wanneer ze teksten over Joden en gaskamers horen scanderen. Het raakt ons. Het paradigma heeft ons gezamenlijke morele kompas daarop haarfijn afgesteld. En dat is goed.

Maar ons morele kompas maakt soms dat we te snel 'de oorlog erbij halen'. "Naarmate een online-discussie langer duurt, nadert de waarschijnlijkheid van een vergelijking met de nazi's of Hitler tot 1," luidt de zogenaamde wet van Godwin. Zo'n vergelijking heet in de volksmond op internet dan ook 'een Godwin'.

Mike Godwin, een Amerikaans advocaat, was niet tegen het aanhalen de Tweede Wereldoorlog in een discussie, maar hij vond, en ik onderschrijf dat, dat we daar spaarzaam mee om moeten gaan. Omdat je discussies er onnodig beladen mee maakt, mensen onheus verbindt met het allerergste, en omdat begrippen hun ernstige betekenis kunnen verliezen. Alleen als we ons hier bewust van zijn, kunnen we dat beheersen en het paradigma zijn kracht laten houden.

Verschillende morele kompassen

In Amsterdam, met zijn 180 nationaliteiten, is het morele kompas van de Tweede Wereldoorlog allang niet meer het enige. Er wonen hier heel veel mensen met wortels buiten West-Europa, voor wie andere gebeurtenissen dan de Holocaust het morele kompas bepalen. Zoals onderdrukking in hun landen van herkomst, bijvoorbeeld door kolonialisme, slavernij of apartheid. Het paradigma is soms zelfs diametraal anders: zo worden Joden, waar het om Israël en Palestina gaat, door menigeen verantwoordelijk gehouden voor het beleid of ook het bestaan van Israël.

Morele paradigma's worden bepaald door de geschiedenis van een land of volk. Een klein voorbeeld. In mei waren we met een Amsterdamse handelsdelegatie in Silicon Valley. 'Big data' is bij veel bedrijven daar de magische term: door slim om te gaan met persoonlijke gegevens van klanten kun je heel snel heel rijk worden. Zoals iemand zei: "Als je als gebruiker een dienst gratis krijgt, ben jij zelf het product". Onze gesprekspartners hadden als 'oplossing' van het privacy-probleem om hun klanten unieke nummers te geven, om op die manier ongebreideld persoonlijke data te kunnen blijven verzamelen en gebruiken. Unieke nummers?! Het drong tot me door dat ons trauma van de Holocaust bij hen nagenoeg afwezig is.

Omgekeerd worden ook wij geconfronteerd met hun paradigma. In de Verenigde Staten meet men het Nederlandse verschijnsel Zwarte Piet aan het morele kompas dat dáár het paradigma bepaalt, namelijk het slavernijverleden en de segregatie. Dat verklaart waarom Amerikanen doorgaans behoorlijk ontzet zijn over zwarte piet. Dat geldt natuurlijk ook voor Nederlanders die via hun familie verbonden zijn aan het slavernijverleden. Voor veel andere Nederlanders is het slechts een onschuldig kinderfeest. De verbinding met racisme maakt hen furieus.

Dat antisemitisme in onze Amsterdamse samenleving lijkt op te leven, is voor velen choquerend. Ons morele kompas laat dat niet toe, en dat maakt dat we in de bres springen. Dat moet ook. Maar daarmee zeggen we niet dat er geen andere 'morele kompassen' mogen zijn dan het morele kompas dat de Tweede Wereldoorlog ons heeft nagelaten. Hoe we daarmee moeten omgaan, zeker als de kompassen elkaar bijten, is mijn volgende punt.

(On)verdraagzaamheid

Je kunt gerust zeggen dat de mensheid niet zo'n erg goede 'track record' heeft als het gaat om de omgang met mensen die 'anders' zijn. Of het nu over Joden, Armeniërs, Tutsi's, Afrikaanse slaven, Tibetanen, Roma, homoseksuelen, Christenen, of Moslims gaat, of het nu over de vierde eeuw voor Christus gaat of over vorige week. En deze lijst van onverdraagzaamheid is oneindig veel langer.

Tegelijkertijd hebben wij met elkaar ook een enorme track record van acceptatie, verdraagzaamheid, humaniteit en bescherming. Er zijn net zo eindeloos veel voorbeelden in de geschiedenis: van Spinoza tot Mandela en van Multatuli tot Sacharov. Denk ook aan gezworen vijanden die elkaar de hand toestaken: Ronald Reagan en Michael Gorbatsjov, of Rabin en Arafat. En veel dichter bij huis en bij nu: gewoon hoe het meestal toegaat in Amsterdam en Nederland.

Abel Herzberg is zélf uiteraard een mooi voorbeeld van een strijder tegen onverdraagzaamheid. In een artikel in De Gids, in 1954, geeft hij woorden aan die strijd, en mooier kan ik het niet zeggen: "De haat en de onverzoenlijkheid zijn voor ons geen bruikbare wapens. Want hoe sterk wij ook haten, de vijand haat sterker. En hoe onverzoenlijk wij ook zijn, als het op het driftmatige leven aankomt, zijn wij verloren. Want dat kent hij beter dan wij. Het gaat om beter dingen. Die dingen, waarin wij de sterkere zijn, en die iets te maken hebben met onze traditie. Als wij kunnen overwinnen, dan alleen daarmede. En als wij daarmede niet kunnen overwinnen, dan zullen wij ons tenminste niet behoeven te schamen voor onszelf."  

Hoe kunnen we strijden tegen onverdraagzaamheid zonder zelf onverdraagzaam te worden?

We leven met verschillende morele kompassen, in een wereld vol brandhaarden. Brandhaarden die allemaal in onze stad tot uiting komen. Hoe kunnen we vechten tegen de haat en onverzoenlijkheid die Herzberg aanhaalt, zonder zélf onverdraagzaam te worden, en zonder te meten met verschillende maten?

Als een conflict ooit kan worden opgelost, dan is dat hoogstwaarschijnlijk alleen door te beginnen met begrip voor elkaars leed. Als advocaat heb ik voor het Tropenmuseum een kort geding gevoerd over een expositie over de Nakba. Dat is de Arabische naam voor wat velen de verdrijving van de Palestijnen uit Palestina noemen. Daarin haalde ik een voorstel aan van de Palestijn Dan Bar-Om en de Israeliër Salibah Sarsar: Palestijnen verdiepen zich in de Holocaust en Israëliërs in de Nakba. Maar zonder die te vergelijken, gelijk te stellen of tegen elkaar af te wegen.

We zullen in ons dichtbevolkte stadje (en landje) moeten luisteren naar elkaars verhaal, naar elkaars leed. Zonder leed te vergelijken, zonder leed weg te strepen, ook niet tegen elkaars leed. We zullen elkaars morele kompas moeten leren kennen, en erkennen dat dat kompas vaak voortkomt uit leed. Er is geen 'patent' in de wereld van het leed.

We zullen daarbij altijd moeten waken voor generalisaties. Een pro-Palestijnse organisatie die - zoals vorige week - een optreden van een 89-jarige zangeres verstoort tijdens een Israëlisch cultureel festival, stelt haar en alle aanwezigen medeverantwoordelijk voor het leed in de Gazastrook. Dat doet ook degene die vindt dat alle Nederlandse moslims publiekelijk afstand moeten nemen van de barbaarse moorden door IS. Niemand wil in een hokje geplaatst worden, behalve extremisten - en zij willen het juist graag. Niemand wil over één kam geschoren worden met extreme anderen. Moslims niet met Jihadstrijders, sinterklaasvierders niet met racisten en liefhebbers van Israëlische cultuur niet met Israëlische bevelhebbers.

Herzberg leert ons: ons wapen tegen barbarij is innerlijke beschaving. Demonstreren is een vorm van beschaving. Net als felle discussies, in kranten, op sociale media of in debatcentra zoals deze. Herzberg kon er zelf trouwens ook wat van. Het mag knetteren en schuren. Dat gebeurt nu eenmaal wanneer kwesties vanuit verschillende morele kompassen worden benaderd, in een land waar vrijheid van meningsuiting en vrijheid van demonstratie in het hoogste aanzien staan.

Maar luisteren naar de ander, pogen diens morele kompas te begrijpen en niet generaliseren of overdrijven, dat zijn essentiële voorwaarden om te kunnen samen leven.  

Wanneer trekken we een grens?

Na de Tweede Wereldoorlog schreef Herzberg talloze artikelen en hield hij lezingen. Daarin zei hij: "Ik zal u niet bang maken met verhalen over gruweldaden uit Bergen-Belsen".

Maar wel vertelt hij in detail over een SS'er die tergend langzaam een appeltje schilde terwijl de gevangen urenlang appèl stonden in brandende zon, en de één na de ander van uitputting instortte. Of een kapo die een paard suikerklontjes voerde, terwijl uitgehongerde kinderen vanachter een hek toekeken. Over een SS'er die een flesje water uit zijn hand sloeg, waaruit hij een uitgedroogde medegevangene wilde laten drinken.

Herzberg zei: "De nazi's beriepen zich altijd op 'Befehl ist Befehl', we hebben alleen maar bevelen opgevolgd, maar wie had deze man bevolen om aan een man die versmachtte van dorst een druppel water te weigeren? Wie? Niemand. Zo was de mens geworden, zo was hij geworden door de partij, door de heersende ideologie. Het was geen gruweldaad. (..) Het gaat helemaal niet om gruweldaden. Het gaat niet om de laatste, maar om de eerste stap."

Ons motief voor het stellen van grenzen is bescherming; bescherming van individuen en groepen, tegen degenen die hen als minderwaardig beschouwen. Bescherming op basis van de wet. En we trekken de grens bij die 'eerste stap'. Direct en zichtbaar. Zodat degene die beschermd moet worden, voelt dat hij beschermd wordt. En zodat degene die rechten schendt, weet dat hij over een grens gaat.

Dat doen we altijd, en we meten juist níét met verschillende maten. Als wordt opgeroepen tot "minder minder minder" Marokkanen. Als een staatshoofd dat mensen afkeurt vanwege hun seksuele geaardheid de stad bezoekt. Of als er tijdens een demonstratie een Hitlergroet wordt gebracht.

Die eerste stap kan verschillende vormen aannemen. Belangrijk is dat hij op zichzelf wordt beoordeeld, zonder referte aan de Tweede Wereldoorlog. Iets hoeft lang niet altijd een 'eerste stap' te zijn. Je moet dus niet spreken over een stap, maar over een grensoverschrijding, en liefst alleen over bescherming tégen grensoverschrijding.

Politie-ingrijpen op zulke momenten draait dus niet om "law and order", maar om "law", in de zin van bescherming van de vrijheid om niet bang te hoeven zijn. Als de vrijheid van meningsuiting botst met het recht om vrij te zijn van vrees voor discriminatie of haatzaaien, dan geeft die laatste vrijheid de doorslag.

Conclusie

Het antwoord op de vraag die ik opwierp, hoe we onverzoenlijkheid, discriminatie en haat kunnen tegengaan, en mensen daartegen kunnen beschermen, komt feitelijk neer op het volgende. Met elkaar in gesprek gaan, vooral luisteren en proberen te begrijpen. Zonder zelf te generaliseren, en mensen onheus te verbinden met een 'laatste stap'. Maar wie niet luisteren wil, en zich veroorlooft de ander bang te maken door te discrimineren of haat te zaaien, die moet dat merken. Dan stellen we ter bescherming de grens. Dan arresteren we degene die een Hitlergroet uitbrengt; verschijnen we niet bij een staatshoofd dat homo's discrimineert; en nemen we stelling tegen het opzwepen om minder Marokkanen te hebben in ons land.

Ik geef daarmee twee dingen aan. Bovenal: wie om wat voor reden dan ook in de verdrukking wordt gebracht, kan op bescherming rekenen. We komen in dit land voor elkaar op. En we waken voor die 'eerste stap', want we laten ons nooit meer sluipenderwijs inkapselen door barbarij.

Dank voor uw aandacht.